Waar ligt Katmis?
Katmis is een dorpswierde ten westen van het Bierumermaar (f), dat ooit een zelfstandig kerspel is geweest, maar daarna heeft behoord tot het kerspel en het dorp Holwierde. Katmis is altijd een klein dorp gebleven met de bebouwing geconcentreerd rond de driesprong Krewerderweg-Hoofdweg (b). Tegenwoordige is het een buurtschap of wijk binnen Holwierde. De wierde Katmis meet 300 bij 235 meter en heeft tegenwoordig een hoogte van 2,68 meter boven NAP. De bebouwing is altijd geconcentreerd gebleven op het oostelijk deel van de wierde, rond de driesprong van de Krewerderweg met de Hoofdweg. Het westelijk deel van de wierde is op een boerderij na mogelijk altijd onbebouwd gebleven. De boerderij is in 1890 ongeveer 100 meter verplaatst naar het zuiden, waardoor het westelijke en zuidelijke deel van de wierde helaas is afgegraven. Het zuidelijk deel is afgegraven tot ongeveer 1 meter onder NAP en doet tegenwoordig dienst als tennis- en ijsbaan (b).
Ooit is Katmis een levendig dorp geweest
In het begin 20e eeuw is Katmis nog een dorp met veel bedrijvigheid. Er zijn dan onder andere twee cafés, waaronder één met doorrit, een wagenmakerij, smederij, schoenmakerij, kleermakerij, kapper, bakkerij, slagerij, mosterdmakerij, schippers en kruideniers. Veel winkeliers zijn tegelijkertijd ook landbouwers. Aan de Krewerderweg 2 staat al voor 1628 een korenmolen, die rond 1750 is vervangen door een nieuwe. Deze brandt af in 1841 en wordt in hetzelfde jaar weer opgebouwd als korenmolen Eva. Deze wordt helaas op 24 april 1945 in brand geschoten door Canadezen omdat ze denken dat er Duitse sluipschutters zitten. Op de plaats van de molen is later het dubbelhuis 't Ol Meulenhaim gebouwd. Tegenwoordig bestaat de bedrijvigheid uit een café, een bouwbedrijf en een benzinestation (b).
Haven
Bij Katmis heeft, als een zijtak van de Groote Heekt, de haven (g) van Holwierde gelegen. Hier komen in vroegere tijden schepen met turf, bieten, koren en grint aan, alsook de tweewekelijkse 'Damvoarder', de boderitten op Appingedam. Begin 20e eeuw liggen er zomers ook veel kleine Friese schepen, wat te maken heeft gehad met de Friese arbeiders die op de omliggende boerderijen als 'vlastrekker' hebben gewerkt. Tijdens WOII zijn alle huizen aan rechterzijde van de haven verwoest. Na de oorlog wordt de haven gedempt en zijn er monumenten geplaatst voor de Nederlandse en Canadese slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog (b).
Steenfabriek
Vanaf ergens in de 19e eeuw staat aan de Krewerderweg een van de twee steenfabrieken, de tichelwerken van Holwierde, van Groepham van de familie Hofman, waar bakstenen en drainagebuizen worden gemaakt. In 1903 verkoopt de familie Hofman het aan Hijlke Hijlkema uit Vledderveen, die de fabriek bestuurt tot ongeveer 1922. In 1915 heeft Hijlkema namelijk de steenfabriek Fivelmonde in Delfzijl gekocht, die de familie tot 2002 in bedrijf heeft gehouden. De directeurswoning van deze Holwierdse steenfabriek is later afgebroken en vervangen door een viertal woningen (b).
De wierde en de naam Katmis
De wierde is ongeveer 200 v.Chr. ontstaan en hij wordt in de Volksverhuizingstijd verlaten en omstreeks 800 na Chr. opnieuw bewoond. De oudste vermeldingen zijn Katmense in 1464, Katmens in 1473 en Catmijssen in 1551. De naam is vermoedelijk ontstaan uit Katmingi, net als Leermens uit Lethermingi, waarbij uit een persoonsnaam Kate- of de familienaam Katma is gekoppeld, is de meervoudsuitgang –ingi geworden. Misschien heeft het dorp een kapel gehad. Het nabijgelegen Oldeklooster heeft tenminste, volgens parochielijsten van omstreeks 1475 en 1561, de status van een zelfstandige parochie. In een lijst van verdronken kerkdorpen komt rond 1475 de verbasterde naam Katelmesincke voor, die in ook aan Katmis doet denken (b).
In 1344 wordt dit deel van het kerspel Holwierde voor het eerst vermeld als Heksetaclawa, het kluft van de 'Heekt-saters', de bewoners langs de Heekt (c). Op de wierde heeft ooit de edele heerd Hooge Heem gestaan, mogelijk een voormalige steenhuis en borg. Daarnaast buiten het dorp nog Thrifliath, 'drie stromen', genoemd in 1344. Ook ten westen van de Heekt hebben de drie edele heerden van de Nes gelegen (a).
In 1464 wordt het dorp al Katmis genoemd in het Tjassens’ Klauwboek, als kerspel in de Wijkeerder Recht, het gerecht van Oosterwijtwerd. Omdat Katmis ooit een eigen kerspel is geweest, zou je kunnen concluderen dan het ook een kerk heeft gehad. Mogelijk is dat slecht een houten gebouwtje geweest, omdat men er niets van heeft teruggevonden. Het dorp heeft verder in 1474 een korenmolen gehad, een van de eerste in de provincie, die mogelijk heeft toebehoord aan het Oldeklooster (b).
Bij de Kerstvloed van 1717 spoelen er zes huizen weg in Katmis en Oldenclooster tezamen, verdrinken er 10 mensen, 64 ‘hoornbeesten’, 21 paarden, 10 zwijnen en 69 schapen (h).
Bij de blokkade van Delfzijl in 1813/1814 komt Katmis ook voor. In ‘Bijdragen tot de geschiedenis en oudheidkunde, door Acker Stratingh, Feith en Boeles. J.B. Wolters 1864’. Hier lezen we ‘De heer Cleveringa, deze mannelijke daad ook met lof vermeldende, noemt drie personen en wel, behalve Simon Vink en Adries Salomons, als hoofdpersoon nog Bonne Jans Oosterend, die ook zijn zeilboot daartoe leende; zij zeilden hiermee langs de Groote Heekt tot Katmis, doch moesten verder de boot lang de weg sleepen, tot aan en over den zeedijk’. Zij hebben hulp geboden over het water tot aan Delfzijl onder ‘Colonel Bush’. Zij brachten hem met de zeilboot veilig aan boord van de Engelse commandant.
Aan de hoofdweg 84, aan de noordelijke rand van Katmis, wordt in 1902 een christelijke basisschool gesticht. Deze raakt zwaar beschadigd tijdens de Tweede Wereldoorlog en is in 1997 uiteindelijk gesloten in verband met een te klein aantal leerlingen.
Aan de Krewerderweg staan tot begin 20e eeuw naast elkaar op de nummers 11 en 13 een gasthuis en armenhuis, die zijn afgebroken in jaren dertig van de vorige eeuw. Aan de Hoofdweg ten noorden van de christelijke school staat vanaf ergens in de 19e eeuw het woonhuis Laanghoes, genoemd naar de lengte van het huis, bedoeld voor de allerarmsten. Het raakt zwaar beschadigd tijdens de oorlog en in 1965 wordt het afgebroken. Aan de oostzijde van het Laanghoes ligt voor WOII aan het einde van de akkers een klein begraafplaatsje met een houten hokje, waar de allerarmsten en de aangespoelde zeelieden langs de dijk zijn begraven (b). Rond 1980 staat hier rond 1980 als ‘herinnering’ alleen nog een doornenstruik (c). Eind jaren zeventig van de vorige eeuw wordt het sportcomplex Katmis aangelegd ten noordoosten van de wierde dat de thuisbasis is van de lokale voetbalclub VV Holwierde (b).
Katmis en tot in de 19e eeuw zelfstandig geweest
In ‘Stad en Lande tijdens de Bataafse Republiek. Bestuurlijke en gerechtelijke hervormingen in Groningen, 1795-1807’, Hendrik Albert Kamphuis. Van Gorcum, 2005’, lezen we dat Holwierde en Katmis in 1805 verzoeken om volmachten om volmachten voor de inkwartieringzaken te mogen benoemen. Het departementale en het plaatselijk bestuur gaan daarmee akkoord, onder voorwaarde dat ze dat zelf moeten regelen zonder de hulp in te roepen van het bestuur van Oosterwijtwerd. Ook moeten de volmachten van Holwierde en Katmis op de reguliere wijzen worden benoemd na daartoe door de schatbeurder ter plaatse te zijn opgeroepen. (Bron: Groninger Archieven).
Katmis, volgens de overlevering
De naam Katmis, is het westelijk deel van Holwierde, en vindt haar oorsprong volgens de overlevering in een wat overmoedige kat. Deze kat ligt heerlijk in het zonnetje op de houtzaag- ,pel-en korenmolen ‘De Hoop’ die op de wierde Holwirth staat aan de oostzijde van de Heekt (e).
Zoals katten gewoon zijn, slaapt ook deze niet erg diep en als hij een vogeltje ziet op de korenmolen die aan de westzijde van de Heekt staat, wil hij die vangen. Helaas, onze kat is nog niet wakker genoeg om de afstand goed te kunnen schatten. Hij springt en ….. mist zijn doel en komt terecht op de plaats die vanaf die tijd Katmis wordt genoemd (a).
Katmis, volgens K. ter Laan
In Holwierde loopt een weg van de ene molen naar de andere. Een kat denkt dat hij wel van de ene molen op de andere kan springen, maar dat heeft hij mis. Sindsdien heet de weg Katmis.
Katmis en de duivelsflint
Als de Stefanuskerk aan het einde van de 11e eeuw in Holwierde wordt gebouwd, is er op de plaats waar nu de Krewerderweg en de Hoofdweg samenkomen, een heidense offerplaats. Daar ligt een grote afgeplatte zwerfkei. De duivel wordt knap nijdig als hij van de bouw van het nieuwe godshuis hoort. Hij vindt dat de heidenen onder zijn invloed moeten blijven en is bang dat zijn gezag in gevaar zal komen. Vervolgens stampvoet hij van kwaadheid op de platte steen. Dat doet hij zo hevig dat daarin zijn voetafdruk voor eeuwig staat geponst. Het bewijs van duivels’ boosheid ligt nog steeds in de berm bij de kruising Hoofdweg/ Krewerderweg en wordt de ‘duivelsflint’ genoemd (a).
Bovenstaande is natuurlijk een anekdote maar de zwerfkei, compleet met afdruk ligt er werkelijk nog steeds. Zwerfkeien zijn in de middeleeuwen ook gebruikt om een bepaald gebied te markeren. Voor een dorp betekent dit, dat je na het passeren van de steen, richting de kerk, in de ‘ban’ van het dorp bent, het rechtsgebied van het dorp. De kerk in Holwierde is de oudste dochter van de moederkerk van Farmsum en staat als het ware boven die van Marsum, Krewerd en Jukwerd. Binnen de stenen ben je op een bepaalde manier immuun. Je bent in kerkelijk gebied, een speciaal beschermd gebied. Het is ook een apart rechtsgebied. Holwierde heeft drie van dergelijke grensstenen gehad, één aan de Damsterweg, deze is helaas verdwenen, één aan de Nansumerweg bij het kerkhof die is verplaatst naar particulier terrein Nansumerweg nr. 32 en de ‘duivelsflint’ op de hoek Krewerderweg - Hoofdweg. De stenen liggen hier dus al zo’n 1000 jaar. Geschiedkundig is het erg jammer dat de eerste steen bij het kerkhof in particuliere handen is gekomen. Waar de steen aan de Damsterweg is gebleven, is onbekend (a).
Bronnen, noten:
Meer lezen over archeologisch onderzoek bij de Bierumermaar.
|